Veel vragen op het gebied van arbeidsvoorwaarden in de culturele en creatieve sector gaan over de (vaak te lage) honorering van (uitvoerend) kunstenaars; een van de belangrijkste drijfveren voor de sector om, mede naar aanleiding van het SER-rapport ‘Passie Gewaardeerd’ een Arbeidsmarktagenda te ontwerpen en een Fair Practice Code te ontwikkelen. Nu er diverse instrumenten (zie ook de rekentool van Platform ACCT) in het leven zijn geroepen die richting geven aan een ‘fair’ honorarium luidt steeds vaker de vraag of opdrachtgevers ook verplicht zijn om die richtlijnen te volgen. Het antwoord op die vraag is niet altijd even eenvoudig te beantwoorden.

Is een minimumloon voor zelfstandigen wettelijk afdwingbaar?

Wettelijk gezien bestaat er voor een opdrachtgever geen verplichting om een opdrachtnemer een minimum loon te betalen. Dat lijkt ook met de aanstaande afschaffing van de Wet DBA niet te gaan gebeuren nu het kabinet kenbaar heeft gemaakt om, mede gezien de administratieve lasten, af te zien van de invoering van een minimumloon voor zelfstandigen en freelancers.

Alleen wanneer de hoogte van het loon door de contractspartijen niet is bepaald geeft de wetgever in artikel 7:405 lid 2 BW een aanwijzing: in dat geval is het op de gebruikelijke wijze berekende loon, of bij gebreke daarvan, een redelijk loon verschuldigd. Een toelichting over dit wetsartikel is te vinden in Tekst & Commentaar:

Een belangrijk aanknopingspunt is gelegen in wat door beroepsgenoten in het algemeen voor de verrichte werkzaamheden als beloning in rekening wordt gebracht (HR 6 juni 1997, NJ 1998/723). Als contractueel geen loon is bepaald en evenmin duidelijk is wat een gebruikelijk loon is, is de opdrachtgever op voet van lid 2 een redelijk loon verschuldigd. Wat in concreto redelijk is, hangt onder meer af van de omvang van de te verrichten werkzaamheden en het gebruik in de branche (HR 19 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BG1680NJ2011/4 (3span/Recreatiebeheer)). In dat arrest overweegt de Hoge Raad tevens dat aan de bepaling van een redelijk loon geen nauwkeurige berekening ten grondslag kan worden gelegd (anders dan bij een gebruikelijk loon).

Tekst & Commentaar Burgerlijk Wetboek, Loon bij: Burgerlijk Wetboek Boek 7, Artikel 405

Een conclusie op basis van bovenstaande toelichting zou dan ook kunnen zijn dat hoe algemener de Fair Practice Code in de sector in de toekomst wordt toegepast, hoe sterker die afdwingbaar is, desnoods door middel van een gerechtelijke uitspraak. Maar nogmaals: er moet dan vooraf geen afspraak zijn gemaakt over het honorarium wat in de praktijk uiteraard ongebruikelijk is.

Is de toepassing van een honorariumrichtlijn op een andere manier afdwingbaar?

Door subsidiënt verplicht gestelde richtlijn

Ondanks dat de afdwingbaarheid van een honorariumrichtlijn wettelijk gezien beperkt is zijn er wél steeds meer overheden, instellingen en andere opdrachtgevers die het hanteren van een honorariumrichtlijn verplicht stellen in hun subsidieverlening aan een potentiële opdrachtgever. Denk aan het advies van de Raad voor Cultuur ten aanzien van de Culturele Basisinfrastructuur 2021-2024, waarbij de toepassing van de Fair Practice Code als ‘absolute weigeringsgrond’ is toegevoegd. Een ander voorbeeld is de minimum-gage bij toewijzing van een subsidieaanvraag bij Sena Performers.

Vrijwillige aansluiting bij richtlijn

Maar er zijn ook initiatieven waarbij opdrachtgevers uit eigen beweging zich committeren aan een honorariumrichtlijn. Denk bijvoorbeeld aan het breed toegepaste Kunstenaarshonorarium waarvan de toepassing overigens werd gestimuleerd door het experimenteerreglement van het Mondriaan Fonds.