Vlak voor de zomervakantie heeft minister van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) het Wetsvoorstel verbetering zekerheid flexibele arbeidskrachten ingediend ter consultatie. Tot 4 september 2023 kan iedereen die zich daarvoor geroepen voelt reageren op het wetsvoorstel. In dit artikel gaan we kort in op de voorgenomen wijzigingen en de eventuele gevolgen voor de culturele en creatieve sector.

Wat is het doel van deze aanpassing?

Het kabinet is op zoek naar een betere balans tussen zekerheid en wendbaarheid op de arbeidsmarkt. De gevolgen van de doorgeschoten flexibilisering uiten zich niet alleen in individuele gevallen zoals hogere armoede, hoger risico op ziekte en arbeidsongeschiktheid en minder pensioenopbouw maar een verregaande vorm van flexibilisering leidt ook tot een tweedeling in de maatschappij (met mede als gevolg een verlaagd vertrouwen in de overheid) en een verslechterde (macro)economische positie van Nederland t.o.v. andere (Europese) landen. Het kabinet ziet dat "een deel van de werkgevers de kosten van wendbaarheid eenzijdig afwentelt op flexibele werknemers, mede met gebruik van de huidige arbeidsmarktwetgeving"  en wil deze balans ten gunste van de werknemer weer herstellen.

Tegelijkertijd is deze wetswijziging onderdeel van een groter pakket aan maatregelen, waaronder ook het verkleinen van het verschil tussen zzp en dienstverband en het tegengaan van schijnzelfstandigheid.

Afschaffing oproepcontracten voor reguliere werknemers en introductie basiscontract

De regering wil af van de huidige oproepcontracten waaronder nulurencontracten en de huidige min-max-contracten. Deze oproepcontracten worden vervangen door een basiscontract. Oproepcontracten blijven nog wel mogelijk voor scholieren en studenten en voor uitzendkrachten in de eerste 52 gewerkte weken. Voor scholieren en studenten moet het dan wel daadwerkelijk gaan om een bijbaantje: "de regering kiest ervoor om werknemers die jonger dan 18 jaar zijn, of ingeschreven staan bij een onderwijsinstelling uit te zonderen, mits zij doorgaans maximaal 16 uur per week gemiddeld op jaarbasis werken".

In het basiscontract komt een zogenaamde kwartaalurennorm met een bandbreedte van 30%. In sommige branches van de culturele en creatieve sector wordt al gewerkt met een jaarurennorm, naar verluidt blijft dit mogelijk (mits dit per cao is geregeld).

Aanpassing ketenregeling

De ketenregeling zal ook worden aangepast: de onderbrekingstermijn van zes maanden wordt een ‘administratieve vervaltermijn’ van vijf jaar. Daarnaast wordt de mogelijkheid om de ketenregeling op te rekken per cao afgeschaft. Alleen de uitzonderingen per ministeriele regeling blijven bestaan. In de culturele en creatieve sector zijn in die regeling uitzonderingen gemaakt voor de remplaçanten bij Nederlandse orkesten en voor productiegebonden personeel in de toneel en danssector.

Wat zijn de mogelijke gevolgen voor de culturele en creatieve sector?

Vooralsnog is het lastig om een inschatting te maken over wat de precieze gevolgen zullen zijn wanneer dit wetsvoorstel van kracht wordt. De uitgangspunten van het kabinet zijn op zich duidelijk en sluiten ook aan op bijvoorbeeld het principe 'fair chain' uit de Fair Practice Code maar dat laat onverlet dat een sector die zich kenmerkt door projectmatig werk flexibiliteit vereist van zowel werkgevers áls werknemers.

Naar de inzet van tijdelijke arbeidskrachten en zogenaamde 'multiple jobholders' in de sector is onderzoek gedaan (zie bijvoorbeeld deel 6 en 8 in de Kort & Bondig-reeks van Wike Been en Maarten Keune in opdracht van AIAS-HSI) maar het is niet duidelijk in hoeverre een eventuele beperking van de ketenregeling en het introduceren van een basiscontract daar van invloed op zal zijn. Er is onvoldoende (in)zicht of de uitzondering voor scholieren, studenten en uitzendkrachten voldoende flexibiliteit geeft. Dit zal ook per branche verschillend zijn, mede afhankelijk van de huidige inzet van andere arbeidskrachten zoals zzp'ers en vrijwilligers.

Ook zijn er in de culturele en creatieve sector diverse cao's waarin een uitzondering (verruiming) is opgenomen op de ketenregeling maar de vraag is in hoeverre daarvan gebruik (en in extreme gevallen misbruik) van wordt gemaakt. Daarnaast blijft de ministeriële regeling voor remplaçanten bij Nederlandse orkesten en voor productiegebonden personeel in de toneel en danssector geldig, het is dus de verwachting dat de effecten in die branches beperkt zullen blijven.

Zoals beschreven is deze voorgenomen wetswijziging onderdeel van een groter pakket aan maatregelen, waaronder ook het verkleinen van het verschil tussen zzp en dienstverband en het tegengaan van schijnzelfstandigheid. Het terugdringen van de flexibilisering zal met name in de culturele en creatieve sector (met een relatief hoog aantal zzp'ers) sterk afhangen van het feit in hoeverre de minister erin slaagt om op deze specifieke dossiers voortgang te boeken. In maart 2023 liet de Hoge Raad in de uitspraak inzake Deliveroo nog doorschemeren zich niet actief te willen bemoeien met dit dossier. Tevens is het de vraag of een verschuiving naar meer uitzendwerk waarschijnlijk is aangezien dit hogere werkgeverslasten met zich meebrengt.

Ten slotte is het momenteel ook nog een vraagteken of het wetsvoorstel het überhaupt 'gaat halen' nu het kabinet demissionair is. Overigens is het wetsvoorstel nog niet controversieel verklaard wat betekent dat zolang het kabinet demissionair is er verder gewerkt kan worden aan het dossier. Mogelijk zal het dan ook afhangen van een volgend kabinet of dit wetsvoorstel daadwerkelijk het daglicht zal zien.

Reageren op het wetsvoorstel kan nog tot 4 september via https://www.internetconsultatie.nl/wetverbeteringrechtspositieflexibele…

Foto door Budgeron Bach